Updates
IFAW biedt noodhulp na orkaan Erick
Lees meerDieren met vleugels: fascinerende vliegers en zwevers
Hoewel je misschien denkt dat vleugels alleen bij vogels voorkomen, hebben ook andere dieren vleugels, zelfs als ze niet met veren zijn bedekt. Alleen vogels, vleermuizen en insecten kunnen echt vliegen, maar sommige vissen, reptielen, kikkers en andere zoogdieren hebben hun eigen soort ‘vleugels’.
Veel van deze dieren kunnen zweven. Dat betekent dat ze, wanneer ze vanaf een boom of een andere hoge plek springen, naar beneden kunnen zweven onder een hoek die minder steil is dan vijfenveertig graden. Meestal hebben ze huidplooien aan de zijkanten van hun lichaam, de zogenoemde patagia, die functioneren als een soort parachute.
Als natuurbeschermings- en reddingsorganisatie werkt IFAW wereldwijd aan de bescherming van wilde dieren en hun leefgebieden, waaronder veel dieren met vleugels, zoals vleermuizen en roofvogels. Lees meer over ons werk en ontdek hoe jij kunt bijdragen.
Laten we eens kijken naar de gevleugelde leden van het dierenrijk, te beginnen bij de vogels.
Vogels behoren allemaal tot de klasse Aves. Het hebben van vleugels is een kenmerk dat alle vogels met elkaar delen. Toch kunnen niet alle vogels vliegen. Pinguïns zijn een bekend voorbeeld van vogels die niet kunnen vliegen, net als struisvogels, emoes, kiwi’s, musduiven en kakapo’s.

Vogels die niet kunnen vliegen hebben meestal kleinere botten in hun vleugels en geen kiel, het deel van het borstbeen dat bij vogels de vliegspieren verankert. Dat ze niet kunnen vliegen betekent niet dat hun vleugels geen functie hebben. Zo zijn de vleugels van pinguïns geëvolueerd om hen te helpen zwemmen.
De meeste vogels gebruiken hun vleugels om te vliegen. Anders dan dieren die zweven, kunnen zij echt vliegen, ook wel aangeduid als actieve vlucht.
Binnen de vogelhoofdgroep bestaan tientallen ordes. Over het totale aantal wordt nog gediscussieerd, maar sommige onderzoekers schatten dat er ongeveer eenenveertig ordes zijn. Dit zijn enkele van de meest voorkomende vogelgroepen.
Zangvogels, in het verleden ook wel roestvogels genoemd (Passeriformes), vormen de grootste orde binnen de vogelgroep. Meer dan de helft van alle vogelsoorten behoort hiertoe. Het zijn over het algemeen kleine vogels met poten die zijn aangepast om op boomtakken te zitten. Voorbeelden zijn vinken, mussen, kraaien en raven.
De orde Apodiformes is de op één na meest diverse vogelorde en omvat gierzwaluwen en kolibries. Deze dieren staan bekend als enkele van de meest bekwame vliegers in het dierenrijk. Kolibries zijn de enige dieren die stil in de lucht kunnen blijven hangen. Dat doen ze door hun vleugels met enorme snelheid te bewegen, soms wel zeventig keer per seconde.
Piciformes is een andere zeer diverse orde. Deze groep omvat spechten, toekans, baardvogels, jacamars, honinggidsen en puffbirds. De meeste soorten zijn insecteneters en hebben poten die zijn aangepast om zich aan boomstammen vast te klemmen.
Papegaaien (orde Psittaciformes) vormen een grote groep vogels die wordt gekenmerkt door hun gebogen snavels, rechte houding, sterke poten en klauwvoeten. Ze behoren tot de meest intelligente vogels en veel soorten kunnen geluiden nabootsen, zoals menselijke spraak. Er wordt wel gezegd dat papegaaien de enige ‘drievoetige’ dieren zijn, omdat ze zich voortbewegen met drie ledematen: hun twee poten en hun sterke snavel, die ze gebruiken om tussen takken omhoog te klimmen.
Steltlopers (orde Charadriiformes) leven meestal in de buurt van water en eten ongewervelden en andere kleine dieren. Tot deze orde behoren onder meer meeuwen, plevieren en strandlopers.
Leden van de orde Galliformes, zoals kalkoenen, kippen, kwartels en andere hoenders, staan bekend als vogels die liever niet vliegen. Ze kunnen het wel, maar doen het minder vaak dan andere vogels. Door hun grootte beschikken veel soorten over bijzonder krachtige vliegspieren. Wie ooit een kalkoen heeft zien vliegen, weet hoe indrukwekkend dat eruitziet.
Roofvogels, ook wel bekend als vogels van prooi, omvatten de ordes Accipitriformes (haviken, adelaars, wouwen en gieren), Strigiformes (uilen), Cathartiformes (gieren uit de Nieuwe Wereld), Falconiformes (valken) en Cariamiformes (seriema’s). Deze vogels staan bekend om hun jachtvermogen. Hun vleugels stellen hen in staat om vanaf grote hoogte kleine dieren te spotten en naar beneden te duiken om hun prooi te grijpen. Seriema’s vormen de uitzondering, want zij kunnen niet vliegen.

Van de meer dan elfduizend vogelsoorten die door de IUCN zijn beoordeeld, staan er 232 te boek als ernstig bedreigd, 405 als bedreigd, 717 als kwetsbaar en 940 als bijna bedreigd. Meer dan 160 beoordeelde vogelsoorten zijn uitgestorven of bestaan alleen nog in gevangenschap. Wilde vogels worden vandaag de dag bedreigd door onder meer invasieve soorten, loslopende katten en honden, ontbossing, vervuiling, stroperij en klimaatverandering. IFAW werkt wereldwijd om vogels en andere dieren tegen deze bedreigingen te beschermen, onder meer bij ons Beijing Raptor Rescue Center.
Insecten zijn de enige ongewervelden met vleugels. Naast vogels en vleermuizen zijn zij de enige dieren die echt kunnen vliegen. Insecten vliegen door spieren te bewegen die indirect hun vleugels aansturen door de vorm van het borststuk te veranderen.
De meeste vliegende insecten hebben twee paar vleugels. Voorbeelden zijn sprinkhanen, bijen, libellen, wespen, vlinders en motten. Vliegen daarentegen hebben maar één paar vleugels.
Sommige insecten, zoals kevers, zijn onhandige vliegers, terwijl andere juist acrobatische bewegingen kunnen uitvoeren of zelfs kunnen stilhangen in de lucht, zoals zweefvliegen en bloemvliegen.

De snelste vlieger van alle insecten is de pijlstaartvlinder, die snelheden kan bereiken tot drieënvijftig kilometer per uur. Het insect met de snelste vleugelslag is de knut, met maar liefst 62.760 slagen per seconde. Tegenwoordig hebben vlinders en motten de grootste vleugels onder de insecten, maar prehistorische libellen hadden vleugels van meer dan zestig centimeter lang.
Insecten lijken soms lastig, maar veel soorten zijn bestuivers die we hard nodig hebben voor onze voedselproductie. Andere insecten spelen een belangrijke rol in hun ecosysteem als voedselbron voor dieren zoals apen, miereneters, hagedissen, vogels en amfibieën.
Hoewel vleermuizen de enige zoogdieren zijn die kunnen vliegen, kunnen andere zoogdieren zoals huidvliegers en vliegende eekhoorns zweven.
Naast vogels en insecten zijn vleermuizen (orde Chiroptera) de enige dieren die actief kunnen vliegen. In tegenstelling tot andere zoogdieren die alleen kunnen zweven, kunnen vleermuizen echt vliegen. Ze gebruiken hun vleugels om prooien te vangen, aan roofdieren te ontsnappen, partners te vinden en lange afstanden af te leggen tijdens migraties.
In tegenstelling tot vogels hebben vleermuizen geen veren. Hun vleugels bestaan uit dunne huidmembranen die gespannen zijn tussen hun lange vingebeenderen. Vogels hebben ook vingebeentjes, maar die zijn kort en staan niet zo wijd uit elkaar als bij vleermuizen. Vleermuizen bewegen hun vleugels ook anders dan vogels. Ze slaan ze omhoog en naar achteren om draagkracht te creëren.

Er bestaan meer dan veertienhonderd soorten vleermuizen. Daarmee vormen ze ongeveer twintig procent van alle zoogdiersoorten. Over het algemeen worden ze verdeeld in twee groepen: kliene vleermuizen (Microchiroptera) en grote vleermuizen (Megachiroptera). Grote vleermuizen vertrouwen in het donker vooral op hun reuk en zicht om voedsel te vinden en te navigeren, terwijl kleine vleermuizen echolocatie gebruiken.
Van de meer dan dertienhonderd vleermuissoorten die door de IUCN zijn beoordeeld, staan er vijfentwintig te boek als ernstig bedreigd, zesentachtig als bedreigd, honderdtien als kwetsbaar en vijfennegentig als bijna bedreigd. Negen beoordeelde soorten vleermuizen zijn uitgestorven.
Huidvliegers (familie Cynocephalidae), ook wel vliegende maki's of colugo's genoemd, zijn kleine boombewonende zoogdieren die kunnen zweven. Hun ‘vleugels’ bestaan uit dunne huidmembranen die lopen van hun schouders tot hun poten en tussen hun benen en staart. Wanneer ze hun ledematen uitstrekken, kunnen ze daardoor van boom naar boom zweven. Ze kunnen afstanden tot wel zestig meter overbruggen. Colugo’s komen voor in Zuidoost-Azië en zijn nachtactief, solitair en schuw.

Er bestaan vandaag de dag slechts twee levende soorten colugo’s: deMaleise vliegende kat en de Filipijnse vliegende kat. Beide worden door de IUCN ingedeeld als niet bedreigd. Toch vormen ontbossing en jacht een gevaar voor hun voortbestaan.
Vliegende eekhoorns (de groep Pteromyini) zijn kleine zoogdieren met huidplooien die zich uitstrekken van hun polsen tot hun enkels, waardoor ze van boom naar boom kunnen zweven. Hun lange, pluizige staart zorgt voor extra balans en stabiliteit terwijl ze door de lucht zweven. Ze kunnen afstanden van meer dan vijfenveertig meter afleggen. Sommige soorten vliegende eekhoorns in Noord-Amerika zijn biofluorescerend, wat betekent dat ze fel roze oplichten wanneer ze worden blootgesteld aan ultraviolet licht. Deze indrukwekkende zwevers komen voor in Noord-Amerika, Midden-Amerika, Azië en Noord-Europa.
Verschillende soorten vliegende eekhoorns zijn bedreigd. Een ernstig bedreigde soort is de namdaphaglijvlieger, die uitsluitend voorkomt in het Namdapha National Park. Stroperij en verlies van leefgebied door aardverschuivingen en overstromingen vormen grote bedreigingen voor deze soort. Andere bedreigde soorten zijn de hylopetes sipora, die leeft op het kleine eiland Sipora, de pteromyscus pulverulentus, die in delen van Indonesië voorkomt, de rotsvlieghoorn uit Pakistan en India, en de Iomys sipora, die op twee Indonesische eilanden leeft.
Geen reptielen, amfibieën of vissen kunnen echt vliegen, maar deze soorten kunnen wel zweven.
Vliegende draakjes, zijn boombewonende hagedissen uit het geslacht Draco. Ze kunnen zweven dankzij huidplooien die langs hun lichaam lopen, tussen hun voor- en achterpoten. Met hun lange, dunne staart sturen ze in de lucht, terwijl ze met hun poten hun koers kunnen bijsturen. Zo kunnen ze in één sprong tot wel negen meter afleggen.

Vliegende draakjes komen vooral voor in Zuidoost-Azië en zijn sterk territoriaal. Mannetjes ‘bewaken’ enkele bomen als hun eigen gebied en gebruiken hun glijmembranen tijdens baltsgedrag. Deze hagedissen komen zelden op de grond. Vrouwtjes doen dit alleen om hun eieren te leggen.
Hoewel de IUCN de meeste soorten vliegende hagedissen indeelt als niet bedreigd, worden ze in het wild wel degelijk geconfronteerd met risico’s. Verlies van leefgebied door houtkap, theeplantages en palmolieplantages kan hun toekomst bedreigen, en ook de handel in exotische huisdieren vormt een gevaar.
Geloof het of niet, maar er bestaan inktvissoorten die, net als vliegende vissen, uit de oceaan kunnen springen en kunnen zweven. Een vliegende inktvis trekt zijn mantel—de spiermassa rondom zijn lichaam—krachtig samen, waardoor een waterstraal door zijn trechter wordt gestuwd, een buis bij zijn kop. Zo kan hij tot drie meter boven het water uitschieten en in drie seconden maar liefst dertig meter ver glijden. Daarbij spreidt hij zijn vinnen en tentakels om de wind op te vangen. Vliegende inktvissen hebben bovendien dunne membranen tussen hun tentakels die werken als een soort parachute.
Vliegende vissen hebben ook een soort ‘vleugels’. Hun borstvinnen zijn breed, doorzichtig en stevig, en hebben de vorm van vogelvleugels. Wanneer ze uit het water springen, kunnen vliegende vissen zichzelf voortstuwen met snelheden van meer dan zesenvijftig kilometer per uur. Daarna spreiden ze hun vleugels en zweven ze tot wel tweehonderd meter door de lucht. Tijdens het zwemmen houden ze hun vleugels strak tegen hun lichaam om zo gestroomlijnd mogelijk te blijven.

Onderzoekers denken dat vliegende vissen deze vaardigheid hebben ontwikkeld om te ontsnappen aan roofdieren onder het wateroppervlak. Maar doordat ze boven het water door de lucht zweven, worden ze juist kwetsbaarder voor zeevogels die op hen jagen. Vliegende vissen behoren tot de familie Exocoetidae en er bestaan meer dan zestig soorten.
Net als andere zwevende dieren zijn vliegende gekko’s perfect aangepast aan een leven in de bomen. Deze reptielensoorten hebben huidplooien tussen hun tenen en langs de zijkanten van hun lichaam die de wind opvangen wanneer ze van een boom springen. Een van deze soorten is Gekko kuhli, ook bekend als de parachutegekko. Deze gekko’s komen voor in Zuidoost-Azië en hebben microscopisch kleine haartjes op hun tenen ontwikkeld waarmee ze zich kunnen vasthechten aan gladde oppervlakken, zelfs glas.
De IUCN classificeert gekko kuhli als niet bedreigd, al vormt vangst voor de handel in exotische huisdieren een aanzienlijke bedreiging voor sommige populaties.
Honderden kikkersoorten kunnen ook zweven. Ze wegen minder dan andere kikkers van vergelijkbare grootte en zijn uitstekend aangepast aan een leven hoog in de bomen. Meestal hebben ze vergrote handen en voeten met vliezen tussen hun vingers en tenen, en huidflappen langs hun armen en benen. Deze vliezen en huidflappen functioneren als hun ‘vleugels’. Dankzij deze bouw kunnen sommige vliegende kikkers tot wel vijftien meter zweven. Deze vaardigheid is in verschillende, niet-verwante kikkerlijnen afzonderlijk geëvolueerd.

Wil jij wilde dieren over de hele wereld beschermen? Ontdek hoe je kunt meedoen.
Zonder jouw steun kunnen wij ons werk niet doen. Geef nu voor het verbeteren van de leefomstandigheden voor dieren.
Unfortunately, the browser you use is outdated and does not allow you to display the site correctly. Please install any of the modern browsers, for example:
Google Chrome Firefox Safari