Updates
IFAW biedt noodhulp na orkaan Erick
Lees meerDieren met de langste draagtijd
De dieren die we als huisdier houden, zoals katten en honden, zijn veel korter drachtig dan wij. Maar wist je dat er veel dieren zijn die onze negen maanden met gemak overtreffen? Hier vind je veertien diersoorten, van zoogdieren tot reptielen en ongewervelden, met de langste draagtijd ter wereld.
IFAW zet zich wereldwijd in om dieren te redden en te beschermen. We staan klaar voor dieren die te maken krijgen met rampen, stroperij, verlies van leefgebied en conflicten tussen mens en dier. Ontdek hoe jij kunt bijdragen aan ons werk.

Franjehaaien (Chlamydoselachus anguineus) zijn lange, aalvormige haaien die leven voor de kusten van Noord-Noorwegen, Zuid-Japan, Schotland, Zuid-Australië en Californië. Ze leven in diepe wateren waar weinig concurrentie is van andere haaien.
Het zijn een van de meest primitieve haaiensoorten en ze hebben in miljoenen jaren nauwelijks evolutie doorgemaakt. Er is maar weinig over hen bekend. Uit onderzoek van dieren die naar het oppervlak zijn gebracht, blijkt dat franjehaaien vooral leven van inktvissen, verschillende soorten vissen en soms andere haaien. Volgens de IUCN vallen ze onder de categorie ‘Niet bedreigd’. Ze worden niet actief bevist, al komen ze soms als bijvangst in netten terecht.
Franjehaaien zijn levendbarend zonder placenta. Dat betekent dat de eieren in het lichaam van het vrouwtje worden bevrucht en uitkomen, maar dat er geen placenta is om de embryo’s te voeden. In plaats daarvan leven de embryo’s inwendig verder op de voedingsstoffen uit hun eigen dooierzak totdat ze klaar zijn om geboren te worden. De exacte draagtijd is onbekend, maar vermoedelijk is het de langste van alle gewervelde dieren en kan oplopen tot wel drieënhalf jaar.
De alpenlandsalamander (Salamandra atra) is volledig zwart, van zijn opvallende ogen tot aan de punt van zijn gegroefde staart, en leeft in de Europese Alpen. Je kunt hem vinden op hoogtes tussen de 400 en 2800 meter.
Op deze hoogtes dalen de temperaturen sterk, waardoor deze koudbloedige salamanders van oktober tot april in winterslaap gaan om de koudste maanden te overleven. In de warmere maanden rusten ze overdag en gaan ze ’s nachts op jacht naar wormen, spinnen, slakken, larven en andere insecten.
Terwijl veel amfibieën eieren of larven afzetten, baren alpenlandsalamanders één of twee volledig ontwikkelde jongen. De ontwikkeling van die jongen duurt echter bijzonder lang, en interessant genoeg verschilt de draagtijd per hoogte. Tussen 650 en 1000 meter duurt de draagtijd meestal twee jaar, maar tussen 1400 en 1700 meter kan deze oplopen tot wel drie jaar.
De jonge salamanders halen tijdens hun ontwikkeling voeding uit verschillende bronnen. Eerst eten ze hun eigen dooier, daarna voeden ze zich met de dooier van andere eieren. Vervolgens ontwikkelen ze grote uitwendige kieuwen, waarmee ze voedingsstoffen opnemen uit de wand van de eileider. Deze kieuwen verdwijnen weer voordat ze geboren worden.
Alpenlandsalamanders staan volgens de IUCN aangemerkt als ‘Niet bedreigd’, maar hun populatie lijkt toch af te nemen. Ze worden bedreigd door verkeersslachtoffers, vernietiging van leefgebied en door ziekten die worden verspreid door invasieve soorten.

Er zijn drie nog levende olifantensoorten: de Afrikaanse savanneolifant (Loxodonta africana), de Afrikaanse bosolifant (Loxodonta cyclotis) en de Aziatische olifant (Elephas maximus). Het zijn de grootste landdieren ter wereld en kunnen tot wel 6800 kilo wegen.
Afrikaanse bosolifanten komen voor in Sub-Sahara Afrika, verspreid over twintig landen, waar ze leven in vochtige bosgebieden. Afrikaanse savanneolifanten vermijden bosrijke gebieden en leven in savannes en struiklanden in vierentwintig landen. De Aziatische olifant leeft in Thailand, Cambodja, India, Indonesië, Maleisië en kleine delen van China, in graslanden, bossen en struikgebieden.
Helaas zijn alle drie de soorten bedreigd. De Afrikaanse bosolifant is ‘ernstig bedreigd’ en bezet nog maar vijfentwintig procent van zijn historische verspreidingsgebied. De Afrikaanse savanneolifant is ‘bedreigd’ en de populatie is in de afgelopen drie generaties met meer dan vijftig procent afgenomen. Ook de Aziatische olifant is ‘bedreigd’, met een geschatte wereldpopulatie tussen de 48.323 en 51.680 dieren.
Naast dat ze de grootste landdieren zijn, houden olifanten ook het record voor de langste draagtijd van alle zoogdieren. Beide Afrikaanse soorten zijn ongeveer tweeëntwintig maanden drachtig. Aziatische olifanten hebben een draagtijd tussen de achttien en tweeëntwintig maanden. De lange draagtijd hangt samen met hun enorme lichaamsgrootte en de complexiteit van hun hersenen.
Aan het einde van een olifantendracht wordt één kalf geboren, met een gemiddeld gewicht van ongeveer honderd kilo. Mannetjes blijven bij de kudde tot ze tussen de tien en veertien jaar oud zijn en geslachtsrijp worden. Daarna sluiten ze zich aan bij een vrijgezellengroep. Jonge vrouwtjes blijven hun hele leven bij hun vrouwelijke familieleden.
Potvissen (Physeter macrocephalus) zijn de grootste soort tandwalvissen en komen voor in vrijwel alle oceanen. De grootste mannetjes kunnen wel 24 meter lang worden en ongeveer 50.000 kilo wegen.
Na de paring in het voorjaar of de zomer dragen vrouwtjes hun jong 14 tot 16 maanden. Zodra het kalf is geboren, kan het een jaar lang geen vast voedsel eten en drinkt het regelmatig melk tot het ongeveer twee jaar oud is. Daarna blijft het af en toe zogen tot wel acht jaar.
Vrouwtjes worden rond hun negende geslachtsrijp, maar mannetjes—die groot genoeg moeten worden om andere mannetjes te kunnen overtreffen en zo paarkansen te winnen—worden meestal pas rond hun twintigste vader.
Volgens de IUCN staan potvissen aangemerkt als ‘Kwetsbaar’. Dit komt vooral doordat nog altijd onzeker is in hoeverre de soort is hersteld sinds het einde van de open-bootwalvisvaart en de moderne commerciële walvisjacht. De wereldwijde populatie van ruim één miljoen dieren vóór de walvisjacht daalde tot ongeveer 360.000 in de jaren negentig.

Er zijn vijf neushoornsoorten, waarvan twee in Afrika leven: de zwarte neushoorn (Diceros bicornis) en de witte neushoorn (Ceratotherium simum). De andere drie soorten leven in Azië: de Sumatraanse neushoorn (Dicerorhinus sumatrensis), de Javaanse neushoorn (Rhinoceros sondaicus) en de Indische neushoorn, ook wel de pantserneushoorn genoemd (Rhinoceros unicornis).
Neushoorns leven in uiteenlopende leefgebieden, waaronder graslanden, savannes, struikgebieden, woestijnen en tropische bossen. Alle soorten zijn mega-herbivoren: planteneters die meer dan 900 kilo wegen. Ze besteden een groot deel van de dag aan het zoeken naar bladeren, gras en andere vegetatie.
Vrouwelijke neushoorns krijgen na een draagtijd van 15 tot 18 maanden één kalf. De jongen blijven meerdere jaren bij hun moeder, vaak tot zij klaar is voor een volgende zwangerschap. Bij de geboorte wegen kalveren ongeveer 45 kilo en binnen drie dagen kunnen ze zelfstandig lopen.
Neushoornhoorns, gemaakt van keratine – hetzelfde materiaal als menselijke haren en nagels – zijn zeer gewild in traditionele geneeskunde. Dit heeft geleid tot ernstige stroperij en brengt bijna alle neushoornsoorten in gevaar. De Sumatraanse, Javaanse en zwarte neushoorn zijn ‘ernstig bedreigd’. De Indische neushoorn is ‘kwetsbaar’ en de witte neushoorn staat aangemerkt als ‘gevoelig’.
Orka’s (Orcinus orca), ook wel zwaardwalvissen genoemd, zijn de grootste leden van de dolfijnenfamilie. Ze hebben een opvallende zwart-witte tekening waardoor ze gemakkelijk te herkennen zijn, en ze zijn — na de mens — het meest wijdverspreide zoogdier ter wereld.
De taxonomie van orka’s is nog grotendeels onduidelijk. We weten niet zeker of populaties in verschillende gebieden tot dezelfde soort behoren of als aparte ondersoorten moeten worden beschouwd. Daarom staan ze volgens de IUCN aangemerkt als ‘Onvoldoende gegevens’. Als we echter alle orka’s ter wereld als één soort beschouwen, voldoen ze niet aan de criteria voor een bedreigde status. Schattingen spreken van ten minste enkele tienduizenden dieren.
Orka’s kunnen het hele jaar door paren en jongen krijgen. Vrouwtjes brengen na een draagtijd van ongeveer zeventien maanden één kalf ter wereld. De jongen zogen tot wel twee jaar; daarna gaan de meeste kalveren hun eigen weg. Toch komt het ook voor dat nakomelingen hun hele leven bij de groep van hun moeder blijven.

Orka’s — net als mensen — behoren tot de weinige diersoorten die de menopauze ervaren. Dat betekent dat vrouwtjes hun vruchtbaarheid verliezen terwijl ze nog lang niet aan het einde van hun leven zijn. Ze zijn naar schatting ongeveer 25 jaar vruchtbaar en krijgen in die periode meestal zo’n vijf jongen. Daarna richten ze zich op het zorgen voor de hele groep en het delen van voedsel met andere dieren in de pod.
De walrus (Odobenus rosmarus) leeft in de koude wateren rond Canada, Groenland, Rusland en Alaska. Het is een groot zeezoogdier met lange slagtanden. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben deze slagtanden, die ze gebruiken om op het ijs te klimmen en zich te verdedigen tegen roofdieren zoals ijsberen.
Net als veel andere zeezoogdieren houden walrussen zich warm in ijskoud water dankzij hun dikke speklaag. Ze brengen echter ook veel tijd door op het land of op het ijs, waar zij en hun jongen kunnen rusten buiten het bereik van roofdieren. Hierdoor behoren walrussen tot de soorten die het hardst worden getroffen door de recente afname van zee-ijs. Minder ruimte leidt tot meer agressieve concurrentie en hogere sterfte door predatie en verdrinking. Voorlopig staan walrussen volgens de IUCN aangemerkt als ‘Kwetsbaar’, maar experts verwachten dat de populaties de komende jaren verder zullen dalen.
In de winter concurreren mannetjes om paarrechten en de winnaars paren met meerdere vrouwtjes. De paring vindt onder water plaats, maar het bevruchte eitje nestelt zich niet meteen in en begint pas later te groeien. Hierdoor duurt de totale draagtijd 15 tot 16 maanden. De jongen worden geboren op ijsschotsen en blijven meerdere jaren bij hun moeder. Ze groeien van ongeveer 63 kilo bij de geboorte naar zo’n 340 kilo tegen de tijd dat ze zelfstandig zijn.
Al meer dan 500 miljoen jaar vrijwel onveranderd, zijn fluweelwormen kleine roofdieren met een fluweelachtige textuur en zonder skelet. Ze kunnen zo klein zijn als 14 millimeter of zo groot als 150 millimeter en leven in tropische regenwouden. Er bestaan meer dan 200 soorten fluweelwormen, verspreid over Australië, Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië.
De beschermingsstatus verschilt per soort en loopt uiteen van ‘gevoelig’ tot ‘ernstig bedreigd’. Twee voorbeelden van ernstig bedreigde soorten zijn de opisthopatus roseus en de peripatopsis leonina, beide afkomstig uit Zuid-Afrika en sterk getroffen door verlies van leefgebied.
Wanneer fluweelwormen paren, brengt het mannetje pakketjes sperma rechtstreeks aan op het lichaam van het vrouwtje. Hierdoor zakt haar huidweefsel in, waardoor het sperma het lichaam kan binnendringen. Het sperma bereikt vervolgens de eierstokken en bevrucht de eieren, en overtollig sperma kan worden opgeslagen in speciale sperma-opslagstructuren bij de eierstokken.
De ontwikkeling van de jongen verschilt per soort: sommige leggen eieren met dooier, andere dragen deze eieren inwendig. Bij alle soorten worden de jongen volledig ontwikkeld geboren, na een draagtijd van ongeveer vijftien maanden.
Kamelen (geslacht Camelus) zijn grote hoefdieren die leven in droge gebieden en bekendstaan om hun vermogen om lange tijd zonder water te kunnen. Ze komen voor in Eurazië en Afrika, onder andere in Zuid-Oekraïne, China, Mongolië en de Sahara.
Er zijn drie hoofdtypen kamelen: de gedomesticeerde dromedaris of eenbultige kameel (Camelus dromedarius), de gedomesticeerde tweebultige kameel (Camelus bactrianus) en de wilde kameel (Camelus ferus). De wilde kameel staat volgens de IUCN aangemerkt als ‘Ernstig bedreigd’, met een dalende populatie van slechts ongeveer 950 volwassen dieren.
Vrouwelijke kamelen dragen hun jong 12 tot 14 maanden en verlaten de kudde om een beschutte plek te vinden om te bevallen. Meestal wordt één kalf geboren, al komen tweelingen soms voor. Bij de geboorte wegen kalveren ongeveer 37 kilo en binnen een half uur kunnen ze al staan en lopen. Na ongeveer twee weken keren moeder en jong terug naar de kudde. Het kalf blijft tussen de 12 en 18 maanden zogen.

Er zijn negen ondersoorten van de giraffe (Giraffa camelopardalis) die verspreid leven in verschillende delen van Afrika. Ze komen onder andere voor in Botswana, Kameroen, Kenia, Zuid-Afrika, Zambia en Zimbabwe, in bossen, savannes en struikgebieden. Giraffen staan vooral bekend om hun uitzonderlijk lange nek, waarmee ze voedsel kunnen bereiken dat voor andere op het land levende dieren onbereikbaar is.
Helaas staan giraffen volgens de IUCN aangemerkt als ‘Kwetsbaar’, met een dalende populatie van ongeveer 68.293 dieren. Uit waarnemingen blijkt dat hun aantallen in de afgelopen drie generaties met 36 tot 40 procent zijn afgenomen, vooral door verlies van leefgebied, burgerconflicten en illegale jacht.
Giraffen dragen hun jong ongeveer vijftien maanden en staan erom bekend dat ze staand bevallen. Door hun lange poten betekent dit dat het kalf zo’n anderhalve meter naar beneden valt. Ondanks deze harde start kunnen kalveren binnen een half uur staan en binnen tien minuten rennen. Ze worden geboren met een lengte van ongeveer twee meter en wegen zo’n 100 kilo.
Ezels (Equus asinus) zijn gedomesticeerde dieren die afstammen van de Afrikaanse wilde ezel (Equus africanus). Mensen gebruiken ezels al sinds 4000 v.Chr. om zware lasten te dragen. Verschillende ezelrassen komen overal ter wereld voor, en samen zijn ze met meer dan 50 miljoen.
Omdat ezels gedomesticeerd zijn, worden ze niet beoordeeld door de IUCN. Hun voorouder, de Afrikaanse wilde ezel, is helaas wél ‘ernstig bedreigd’. Men denkt dat er nog maar 23 tot 200 volwassen dieren over zijn, in een klein gebied in Ethiopië.
Ezels zijn ongeveer veertien maanden drachtig, langer dan hun verre verwanten — de paarden — ondanks hun kleinere formaat. Veulens staan vrijwel meteen na de geboorte op en zoeken instinctief naar de uier van hun moeder. De eerste keer zogen is erg belangrijk, omdat de melk vol zit met essentiële antistoffen die de veulens nodig hebben om te groeien.
Lamantijnen, ook bekend als zeekoeien, zijn grote aquatische zoogdieren die tot wel 440 kilo kunnen wegen. Hoewel ze hun hele leven in het water blijven, kunnen ze hun adem niet zo lang inhouden als sommige andere waterdieren en komen ze meestal om de drie à vier minuten naar boven om te ademen. Verschillende soorten leven in verschillende delen van de wereld, waaronder de oostkust van Noord- en Zuid-Amerika, de Amazone en de westkust van Afrika.
De West-Indische lamantijn (Trichechus manatus), de Afrikaanse lamantijn (Trichechus senegalensis) en de Amazonelamantijn (Trichechus inunguis) staan allemaal volgens de IUCN aangemerkt als ‘Kwetsbaar’. Omdat ze in rivieren en kustgebieden leven, bevinden ze zich vaak dicht bij mensen en worden ze bedreigd door bootverkeer, landbouw, visserij en vervuiling.
Na een draagtijd van ongeveer dertien maanden brengt een lamantijn onder water één jong ter wereld, waarna de moeder het kalf snel naar het wateroppervlak begeleidt om adem te halen. De jongen drinken melk bij de moeder, waarvan de tepels zich aan de basis van de flippers bevinden. Moeder en kalf blijven meestal tot wel twee jaar samen.
Tapirs (Tapirus), nauw verwant aan de neushoorn, vormen een zeldzame familie van zoogdieren die voorkomen in de bossen van Indonesië, Thailand, Colombia, Ecuador, Brazilië, Peru, Mexico en Panama. Ze hebben een grijpsnuit die lijkt op een korte slurf en waarmee ze bladeren kunnen pakken of als snorkel kunnen gebruiken tijdens het zwemmen.
Er zijn vier tapirsoorten: de Indische tapi (Tapirus indicus), de bergtapir (Tapirus pinchaque), de laaglandtapir (Tapirus terrestris) en de Midden-Amerikaanse tapir (Tapirus bairdii).
De laaglandtapir staat volgens de IUCN aangemerkt als ‘Kwetsbaar’, terwijl de andere drie soorten allemaal ‘Bedreigd’ zijn. Hoewel ze in verschillende gebieden leven, krijgen ze te maken met soortgelijke bedreigingen, zoals landbouwontwikkeling, jacht en verstoring door mensen.
Tapirs hebben een lange draagtijd van ongeveer 13 tot 14 maanden en brengen staand één jong ter wereld. De jongen worden geboren met een opvallende vacht met witte strepen en stippen die hen helpt om onopvallend te blijven. Rond de leeftijd van zes maanden krijgen ze hun volwassen vacht, waarvan de kleur varieert per soort. De jongen blijven meestal 12 tot 18 maanden bij hun moeder.
Lama’s (Lama glama) zijn een gedomesticeerde soort die wordt gehouden voor hun wol en gebruikt als lastdier. Ze komen voor in Bolivia, Peru, Colombia, Chili, Ecuador en Argentinië. Ze staan bekend om hun spuuggedrag en hun lange wimpers, die helpen om zand uit hun ogen te houden.
Omdat lama’s gedomesticeerd zijn, worden ze niet beoordeeld door de IUCN. De soort waarvan ze afstammen, Lama guanicoe, staat echter aangemerkt als ‘Niet bedreigd’ en heeft een populatie van minstens één miljoen dieren in Zuid-Amerika.
Lama’s zijn ongeveer elf maanden drachtig en krijgen één jong, een zogenoemde cria. De vacht van het jong kan variëren van egaal wit, zwart of bruin tot wit met zwarte of bruine vlekken.
Wil jij IFAW helpen om kwetsbare en bedreigde dieren overal ter wereld te beschermen? Lees meer over ons werk.
Zonder jouw steun kunnen wij ons werk niet doen. Geef nu voor het verbeteren van de leefomstandigheden voor dieren.
Unfortunately, the browser you use is outdated and does not allow you to display the site correctly. Please install any of the modern browsers, for example:
Google Chrome Firefox Safari